Vertellers, moeders en poëzie

Een reactie plaatsen

14/01/2016 door literairverslag

Roberto Bolaño’s Amuleto, Zo word je een geweldige dichter van Ellen Deckwitz en Javier Marías’ Mañana en la batalla piensa en mí hebben in ieder geval één ding gemeen: ze leren je met poëtische blik naar de wereld kijken.

Als je drie boeken in één stuk bespreekt ga je altijd op zoek naar verbanden; wat verbindt deze boeken? Maar laten we eerst beginnen met de meest opvallende verschillen. Ten eerste hebben de schrijvers allemaal een andere nationaliteit: Nederlands (Ellen Deckwitz), Spaans (Javier Marías) en Roberto Bolaño is geboren in Chili, opgegroeid in Mexico en op 50-jarige leeftijd overleden in Spanje. Vervolgens gaat het hier om twee romans (Amuleto en Mañana en la batalla piensa en mí) en een schrijfhandleiding voor poëzie, fictie en non-fictie dus. Maar interessanter dan deze oppervlakkige verschillen zijn de connecties tussen deze drie boeken.

Amuleto is Roberto Bolaño’s vijfde roman en draait om een beslissend moment in de Mexicaanse geschiedenis: De bestorming van de Universidad Nacional Autónoma de México door het leger op 18 september 1968, aan de vooravond van het bloedbad van Tlatelolco op 2 oktober 1968 die een einde moest maken aan de studentenbezetting van de campus. De hoofdpersoon en de vertelster van de roman, de Uruguayaanse Auxilio Lacouture, weet zich dertien dagen op het toilet van de faculteit van filosofie en letteren te verstoppen en zorgt er zo voor om uit de handen van de soldaten te blijven. Vanaf deze plek herinnert ze zich haar leven in Mexico-Stad vanaf haar komst in 1965 tot het vertrek van de dichter Arturo Belano in 1976; ook de gebeurtenissen na 1968 ‘herinnert’ ze zich alsof die dertien dagen dat ze op het toilet verstopt zat buiten de tijd staan.

In haar relaas word je vooral geconfronteerd met een stortvloed aan namen, vooral dichters, fictieve en bestaande, waarmee Auxilio optrekt in Mexico-Stad. Ze maakt de huizen schoon van León Felipe en Pedro Garfias, twee Spaanse dichters die tijdens de Spaanse Burgeroorlog in ballingschap zijn gegaan, en ze ontfermt zich over de jonge Mexicaanse dichters die vanuit het hele land naar Mexico-Stad trekken. Haar naam betekent niet voor niets ‘hulp’ en ze noemt zich dan ook de ‘moeder van de Mexicaanse poëzie’. Haar meest gekoesterde protegé is de Chileense Artura Belano (een alter-ego van Bolaño) die als held terugkeert naar Mexico-Stad nadat hij in Chile heeft geprobeerd de revolutie te ontketenen. Ze houdt een oogje in het zeil als hij met de door zijn guerillaverleden verleende autoriteit zijn vriend en mede-dichter Ernesto San Epifanio probeert te bevrijden van de Koning van de manhoeren die nadat ze een paar nachten het bed hebben gedeeld, eist dat Ernesto nu zijn seksslaaf is.

Ook in ons eigen taalgebied waakt er iemand als een moeder over onze jonge dichters/schrijvers: Ellen Deckwitz. Na vele poëzieworkshops en de reeks Eerste hulp bij het lezen van gedichten in de NRC, heeft ze nu ook een schrijfhandleiding voor poëzie geschreven waarin ze helder en met inspirerende oefeningen uitlegt hoe poëzie werkt en hoe je tot een goed gedicht kan komen. De techniek die me het meest is bijgebleven is het ‘filmblikken’, een manier om originele beelden op te doen. Ze legt het idee erachter zo uit: “Stel, je moet ergens wachten, op een perron of een rij in de supermarkt. Ik stel me dan voor dat de ruimte waarin ik me bevind een kunstwerk is. Om mij, een willekeurige toeschouwer, iets te zeggen wat ik niet wist”. Dus als ik nu ergens sta te wachten, me verveel, probeer ik te ‘filmblikken’ en te bedenken wat de kunstenaar bedoeld kan hebben met het decor waar ik me op dat moment bevindt. De fietsers grijpen zich vast aan hun paraplu’s als een reddingsboei, iedereen heeft houvast nodig, vooral als het regent. Een zin die me laatst binnen viel terwijl ik filmblikkend op de tram wachtte.

Net als Amuleto draait ook Mañana en la batalla piensa en mí van Javier Marías om een bepaald beslissend moment, ditmaal niet in de geschiedenis van een land maar in het leven van een individu, de verteller Victor Francés. Als hij het bed deelt met Marta (een moeder) die op het punt staat overspel met hem te plegen, overlijdt ze zonder duidelijke aanleiding, een hartaanval, een hersenbloeding, we weten het niet. Victor, een ghostwriter, ontvlucht de plek des onheils en laat de dode vrouw en haar nog levende peuter alleen achter. Wat volgt lijkt in samenvatting misschien op een soort detective, maar is vooral een reflectie op het stompzinnige toeval en de gevolgen die een plotselinge dood kan hebben. Marías’ verteller doorweeft zijn verhaal met Shakespearcitaten (zoals de titel) en herinneringen aan zijn jeugd en zijn ex-vrouw. Hierdoor verloopt het verhaal traag en zijn de ellenlange alinea’s soms moeilijk te volgen, vooral wanneer de reflecties tussen de dialogen worden geplaatst is het moeilijk om de draad niet kwijt te raken. Maar zoals hij zelf al zegt: wie vertelt, bepaalt.

Als provisorische conclusie gaan alle drie de boeken in meer of mindere mate hierover: de verantwoordelijkheid die de verteller draagt. Auxilio, als moeder van de Mexicaanse poëzie, legt een getuigenis af over de tragische levens van de jonge Mexicaanse dichters, waarvan vele zijn omgekomen bij het bloedbad van Tlatelolco of bij andere demonstraties in 1968. Ellen Deckwitz leert ons de kracht van beelden en deze zo te gebruiken dat het wat met de lezer doet, zonder dat het te vaag of te particulier wordt. En Marías’ verteller laat zien dat iemand altijd zelf de baas is over zijn verhaal, ook al speelt het toeval met het leven, de mens brengt nog altijd zelf de orde aan in zijn eigen verhaal.

Roberto Bolaño: Amuleto; Anagrama, 1999, 154 pagina’s.

Ellen Deckwitz: Zo word je een geweldige dichter; Atlas Contact, 2015, 124 pagina’s.

Javier Marías: Mañana en la batalla piensa en mí; Debolsillo, 1994, 368 pagina’s.

Plaats een reactie